
als edele ridders staan zij
langs de waterkant in een rij
jarenlang staan zij daar te treuren
zijn door niemand op te beuren
echter de lente kleurt hun hout
met fijn groen en fonkelend goud
in deze groengouden sluier glinsteren
de tranen die de wilgen al zolang hinderen
verdriet omdat zij alleen naar beneden kunnen groeien
niet in staat in de blauwe lucht te bloeien
traan voor traan treuren zij hun verdriet
de vervulling van hun wens nimmer in het verschiet
niet alles is echter zo hopeloos als het lijkt
want alleen iemand die heel goed kijkt
ziet in het water de weerspiegeling
van wilg en horizon in tedere omstrengeling

|